Verdomd goed
foto: Eva Peeters, www.geis.be
Het is zondag. Toch is het doordeweekse gejaag aan de gang. Niet om op tijd op school te geraken maar om de trein naar Brussel te halen. ‘Vergeet je muts niet.’ ‘Dat is geen jas die tegen de regen kan!’ ‘Iedereen handschoenen mee?’ ‘We vertrekken!’
‘Ik ben nog niet klaar,’ gilt de puberdochter. Na wat gerommel in het voorraadhok verschijnt ze met een transparant plastic zakje. Voorzichtig schuift ze de pancarte met sierlijke zwarte letters, die ze tijdens het ontbijt prepareerde, in het zakje: ‘Respect your mother.’
Onderweg wordt al snel duidelijk dat we niet de enigen zijn die vandaag naar Brussel trekken. Hoe dichter we het station naderen, hoe meer gezinnen – uitgedost in regenjassen en opgerolde spandoeken – ons pad kruisen. Het perron staat vol met puberale opwinding en beschilderde gezichten. We persen ons de trein op en prijzen ons gelukkig met een zitplaats. Overal steken kartonnen bordjes met leuzen en uitroeptekens uit rugzakken en tassen.
Wanneer we het Noordstation verlaten slaat de regen ons in het gezicht. Maar ook lachend gejoel en enthousiasme is volop aanwezig, een atmosfeer die zindert in een buitengewoon contrast met de winterse neerslag. Mijn moeder belt op. ‘Hallo,’ schreeuwt ze, met het lawaai van ratels op de achtergrond, ‘hoor je mij? We zullen elkaar niet treffen te midden van zoveel volk maar ik wou je laten weten dat ik er ben vandaag! Ik ben hier in Brussel, om te protesteren! Het is ongelooflijk! Dit is sinds de anti-rakettenbetogingen geleden!’
Sommigen hebben draagbare geluidssystemen mee, anderen ouderwetse trommels en toeters. De pubermeisjes gebruiken vooral hun stem: What do we want? Climate justice! When do we want it? Now! Ik zie mijn tengere dochter uit volle borst het voortouw nemen in het scanderen. Haar regenbestendig leuzebord pompt ze ritmisch de hoogte in. Wanneer we op de binnenring komen beseffen we pas echt wat voor een massa volk er op de been is. Ergens voorop in de mars komt er gejuich op gang. Het juichen trekt door de mars heen als een trillende golf. Het voelt aan als een overweldigende kracht. Ik voel het in mijn borstkas en krijg een krop in mijn keel.
‘s Avonds thuisgekomen, warmen we onze tenen bij het zeven uur journaal. We zien de kleurrijke optochten door de straten. We zien met hoeveel mensen we waren. Groot en klein, oud en jong. Ondanks het gure weer. De nieuwslezer rondt het item af met de aarzelende reacties vanuit het beleid. De puberdochter veert recht en loopt ijsberend door de woonkamer. ‘Het is niet genoeg, mama. Ze horen ons niet. Jij moet meer doen, mama. Jij moet ook je stem laten horen.’
Maandagochtend. Ik heb werk te doen. Maar ik kan mij niet concentreren op mijn taak van de dag. De oproep van mijn dochter blijft door mijn systeem rennen. Mijn stem laten horen. Mijn gedachten scanderen alvast: Wat willen we? Lange termijn denken! Wanneer moeten we daarmee beginnen? Nu!
Nee, het doortastend protest van de scholieren dat ons volwassenen het schaamrood op de wangen jaagt, is geen kreet van naïviteit noch van wanhoop. Het is een vurig verlangen naar actie en een stellige oproep tot samenwerking. Het is een luidkeels juichen van hoop. Er schuilen ook krachtige kiemen van daadkracht in het protest. Om verantwoordelijkheid te nemen op kleine en op grote schaal. De jongeren lijken beter dan eender wie te begrijpen dat het daarom draait. En wat misschien nog belangrijker is: ze stralen vreugde en optimisme uit. Dat zorg dragen voor onze leefomgeving geen deprimerende bedoening is, van niets meer mogen en heel veel moeten. De protesten van de jongeren zijn juist activerend en enthousiasmerend. Nadat wij volwassenen al die jaren alle berichten van onheil in onze poriën hebben laten binnensijpelen en er helemaal murw zijn van geworden, brengen de protesten van de jongeren goesting op gang. Goesting om het concreet anders te doen én anderen daarbij te inspireren. Komaan, we kunnen het! Het is tijd om uit de kast te komen.
De duurzame keuzes die ik maak zijn goed voor het klimaat én voor mijn gezondheid en welzijn.
Ik ben flexitariër.
Ik doe mijn verplaatsingen zoveel mogelijk met de fiets en het openbaar vervoer.
Ik eet meestal seizoensgebonden en lokaal.
Ik vermijd vliegreizen.
Ik gebruik zo weinig mogelijk verpakking.
En weet je wat: het voelt verdomd goed om dat te doen.