De golven die lokken
foto: Eva Peeters, www.geis.be
Het huis aan zee wordt gegeseld door regen. Windstoten beuken ritmisch tegen de ramen aan. Het glas in het raamkozijn kraakt een beetje. De kamer is ruim en sober ingericht.
De wind neemt af en onthult een landschap van geluid. Een heuse vertelling is het. Tonen die stijgen en dalen. Met kleine buitelingen in de uiteinden. Je trekt je jas aan.
Buiten is er niemand. De wind heeft vrij spel hier, hij heeft je te pakken en bouwt een feestje in je haren. Je zet je kraag op en steekt de straat over. Het zijn de golven die lokken. Het deinen. Het zilt.
Het is koud op het strand, toch trek je je schoenen uit. Het zand is hard en voelt brokkelig onder je voeten. Als vanzelf neem je een grote teug lucht. De zuurstof roetsjt naar binnen en stroomt via je voeten het natte zand in.
Je loopt naar de plek toe waar de golven het zand aaien. Met kleine liefkozingen slaat het water over je tenen heen. Je sluit je ogen om te luisteren naar het ruisen. Om te baden in het komen en het gaan.
Je voeten zijn verzonken in het zuigende zand bij de waterlijn. Op je gezicht voel je de stralen van de zon. Het licht wordt feller, je knijpt je ogen tot spleetjes. Je kleren voelen warm en zwaar aan, je trekt ze uit.
Elke porie van je huid verwelkomt de kracht van de zon. Je loopt naar het mulle zand toe en laat je luidop lachend achterover vallen. Je armen en benen bewegen als een trekpop op en neer.
Je ligt stil in de warmte van het zand, je volledige lichaam wordt gedragen. Je hielen maken een afdruk. Je kuiten, je billen. Je handen, je schouderbladen. De achterkant van je hoofd. Je mond is lichtjes open.
Even was je weggedommeld. Je komt overeind. Je haren zitten vol met zand, je lichaam is bedekt met zout en stof. De golven van de zee glinsteren in de blakende zon. Ze roepen je. Niet woest maar zachtjes.
Je waadt door het ondiepe water, zilte golfjes klotsen om je knieën heen. Je aarzelt om je te laten omhullen door het stuwen en het deinen. Door het trekken en het duwen. Het donker van de zee.
De onderstroom duwt je heupen heen en weer, het doet je benen zwikken. Dan toch de golven in. Een kleine koudeschok beneemt je een moment van je adem. Het water is zwaar van zout, ruw wiegend.
Dan is er het spoelen, het spoelen, het grote spoelen. Het water wast alles weg wat er niet meer zijn moet. Het overtollige, het onnodige, het overbodige. Het verdwijnt, het dwarrelt neer op de bodem van de zee.
Je komt aan land, je schudt je haren als een hond. De warme wind droogt razendsnel elk plekje van je lichaam. De zon straalt vol op je rug. Je bent schoon. Je bent volledig. Er is ruimte.
Je kleren liggen wat verderop op het strand. In de verte zie je het huis staan. Het staat er blakend bij in de zon. De ramen flikkeren. Alles gebeurt op de juiste tijd, er is geen nood aan haast.
De zon straalt vol op je rug.
Je bent schoon.
Je bent volledig.
Er is ruimte.
Portret geschreven in opdracht als verjaardagscadeau voor Sofie Vandamme